Wie houd er van wachten? Ik niet. Laat ik maar gewoon heel eerlijk zijn: ik ben op het moment aan het wachten op inspiratie voor dit artikel. Ik wacht liever niet eigenlijk. Ik zou willen dat God me nu ‘gewoon’ de woorden gaf die ik moest schrijven (misschien doet Hij dat nu, nu ik besluit gewoon maar te schrijven). Ik zou willen dat ik dit artikel gisteren af had gekregen, of eigenlijk eerder. Maar ik moest wachten. Of we het nu leuk vinden of niet: wachten hoort bij geloven en de Heere vraagt ons heel vaak om te wachten.
Noach bouwde 120 jaar lang aan een ark voordat hij zag dat de regen echt kwam; Abraham kreeg de belofte van een zoon, maar die zoon kwam pas na jarenlang wachten; Jozef moest dertien jaar lijden voordat de dromen die hij van God gekregen had, vervuld werden; de Israëlieten liepen een mensenleven lang door de woestijn voordat ze het beloofde land bereikten… Allemaal voorbeelden uit alleen maar het eerste boek van de Bijbel. Al deze kinderen van God moesten wachten op God.
Waarom moeten we wachten?
Wachten hoort dus bij geloven. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ‘wachten’ in de Bijbel een soort synoniem is voor ‘geloven’. We worden vaak opgeroepen tot wachten, zoals in Psalm 37 vers 34: Wacht op den HEERE, en houd Zijn weg. Maar, waarom vraagt God ons om te wachten? Het is duidelijk dat wachten ons geloof beproeft, maar is dat altijd nodig? De Heere is geen tiran… Hij plaagt ons niet door ons te laten wachten. Integendeel! De Heere is goed en Hij kan niet anders dan goed en barmhartig zijn voor Zijn kinderen. Als de Heere ons laat wachten op Zijn beloften is dat vanuit Zijn genade. Dr. Pieter Rouwendal schreef een prachtig boekje met de titel Wachten op God. Daarin vat hij een aantal redenen samen uit de Redelijke godsdienst van Wilhelmus à Brakel, welke ik hieronder graag citeer:
God bereidt een mens, door het uitstellen van het beloofde, voor op het ontvangen ervan. We zijn niet altijd in staat om het beloofde te ontvangen. Dit voorbereid worden op het ontvangen hoort al bij het geheiligd worden.
Door het uitstel leert de gelovige te geloven zonder aanschouwen. En soms is dat zelfs precies wat is beloofd.
Het uitstel leert de gelovige God te erkennen als vrij en wijs.
Het uitstel laat je je onwaardigheid zien.
Het uitstel leert uitzien naar de Heere en vergenoegd te zijn met het tegenwoordige.
Het uitstel maakt de ziel dankbaarder en blijer wanneer het beloofde eenmaal komt.
Prachtig, he! Wat een troost.
Hoe moeten we wachten?
We hebben nu gezien dat God ons vraagt om te wachten en dat Hij dat doet omdat Hij goed is. Maar hoe moeten we nu eigenlijk wachten? Wat houdt dat wachten precies in? Daarvoor wil ik kijken naar het Hebreeuwse woord voor ‘wachten’ in de Bijbel. Het Hebreeuwse woord voor wachten is Kava (of: ‘qavah’, קָוָה). Als je de teksten waarin dit woordje gebruikt wordt, goed leest, zul je al merken dat dit soort wachten geen ‘afwachten’ is. Nee, het gaat hier om gelovig wachten: verwachten. Het is geen ’God moet het doen…’, maar ‘God zal het doen!’. In het Hebreeuws hebben woorden een zogenaamde ‘wortel’, zoals een boom wortels heeft, zo hebben woorden ook wortels. Woorden die dezelfde wortel delen, vormen een soort woordfamilie. Het zijn bij wijze van spreken allemaal takken die uit dezelfde boomwortel komen. De wortel van het woord ‘kava’ heeft als grondbetekenis iets van ‘ineendraaien’ of ‘vlechten’, zoals een touw. Ken je de tekst waar Prediker zegt dat een drievoudig snoer niet snel verbroken wordt (Pred.4:12)? Zo is het woord ‘wachten’ in de betekenis verbonden met een touw. Het Hebreeuwse woord voor (ver)wachten heeft dus iets in zich van volhouden, sterk blijven, vasthouden totdat het beloofde komt! Laatst was ik op een schip en wanneer we met het schip een sluis invoeren, legde de schipper het schip vast met een touw. Dat touw was zwaar en dik. Het was geen touw waarmee je lekker kon gaan touwtje springen. Nee, het was een touw waarvoor je moest trainen om dat goed te kunnen werpen. En zo’n dik touw bleek ook wel nodig, want toen het schip vast lag, kwam er een enorme spanning te staan op het touw. Het touw moest sterk blijven en volhouden. Het touw moest verwachten dat straks zijn taak gedaan was. Wachten is dus niet per se makkelijk, maar een taak die de gelovige past. Zouden we ons touw kunnen sterker kunnen vlechten door Gods Woord te volgen? Door als gemeente ineen te strengelen met Zijn Woord?
Een opdracht en een belofte
Eén van mijn persoonlijke lievelingsteksten is Psalm 27 vers 14: Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken. Het is hier zo duidelijk dat God ons roept om te wachten, terwijl Hij ook beloofd dat wachten in ons te werken. De roeping en de gave zijn zo duidelijk aan elkaar verbonden! Dat is bij ons heil zo, maar blijkbaar ook ín het geloof; in het leven van de gelovige. Misschien was dat ook wel zo met dit artikel en gaf God de woorden toen ik gewoon maar begon. Advent is verwachten. We verwachten de geboorte van onze Heere, maar eigenlijk ook niet, want we gedenken nu Zijn geboorte. Het echte wachten is nu op Zijn komst en op de voleinding van al Zijn plannen en de vervulling van Zijn beloften. Dat wachten duurt soms lang… Soms voelen we ons als een touw dat het bijna niet meer houdt. Maar Hij komt! We houden vast! Samen met Jakob mogen we zeggen:
Op Uw Zaligheid (in het Hebreeuws is dat ‘Jesjoea’ of ‘Jezus’) wacht ik, HEERE! (Gen. 49:18)
Dit artikel verscheen eerder in het adventsmagazine van 'Elke dag nieuw'. Bezoek hier hun website.

Comments